De dorpen rond ‘s-Hertogenbosch hadden veel last van Gelderland tijdens de Gelderse oorlogen. Maarten van Rossum dwong de inwoners van Den Dungen in 1543 hem 600 gulden betalen om den brand te ontgaan.

Van 1585-1587 sprak men van de hongerjaren. In 1585 stonden de landerijen in Den Dungen onder water en was de oogst bedroevend. In 1586 hadden de Staatsen weer de dijken doorgestoken.

Op 4 mei 1587 liepen de landerijen in Den Dungen onder en konden in 1587 niet worden bebouwd

In 1600 hadden de Staatse troepen de Dieze toegedamd (bij Crevecoer) waardoor Den Dungen grotendeels onder water stond. Daarom wilde men kwijtschelding van de achterstallen en de augmentatie. Honderden paarden en runderen verdronken en het hooi bedierf. ’s-Hertogenbosch was in 1600 en 1601 alleen nog over water bereikbaar en de gouverneur van de stad wilde een korps van 100 schippers aannemen

In 1603 legde Maurits versterkingen aan b.v. op den Eikendonk. In die buurt werden boerderijen gesloopt om vrij schootsveld te krijgen. Landerijen werden onder water gezet, bruggen afgebroken, oogsten vernield en boeren verdreven.

De Dungenaren produceerden een grote hoeveelheid hop op het overgangsgebied van zand naar klei (net als die van Heeswijk, Dinther, Veghel, Sint-Michielsgestel, Schijndel en Berlicum en deze werd verhandeld naar Rijnland, Antwerpen en Holland.

Hopteelt in Den Dungen.