1525 Bosschenaren hadden een geschil met de priors en gingen kloosters plunderen. Bij de Kartuizers werden ze onthaald op bier en feesttafels. Daarbij werden hun eisen ingewilligd zodat het klooster gespaard bleef.
Het hertogdom Gelre streed al 40 jaar tegen inlijving in het Habsburgse rijk onder leiding van legeraanvoerder Maarten van Rossum. Die plunderde erop los en werd de Gelderse Attila genoemd. Veel krijgslieden wilden bij hem dienen omdat succes verzekerd was. De dorpen vormden een makkelijke prooi voor punderen, platbranden, of betalen om het niet te doen. In 1528 ging het anders en wist Aert Heym (de kasteelheer van Maurick) de Geldersen over de Maas terug te drijven en ze vernieuwde van Rossums slot Poederooijen.
Toen was het een tijd rustig maar de Fransen wilden de Nederlanden veroveren op Karel de V.
Vandaar dat in 1543 Vught bezoek kreeg van Maarten van Rossum. Hij drong door tot de Vughterpoort en eiste ‘s-Hertogenbosch op. Die weigerden en schoten de boodschapper dood. Daarop verwoestte Maarten Vught. Honderden huizen inclusief kasteel Leeuwenburg werden in brand gestoken. 
Hij teisterde en plunderde het Katuizer klooster en rukte de kelk uit handen van de prior tijdens de mis.
Niemand weet waarom kasteel Maurick de dans ontsprong. Maarten trok verder naar Vlijmen en verwoestte daar de kerk. Overal eistte hij geld om niet geplunderd te worden totdat de Habsburgse troepen hetzelfde gingen doen in Gelderland. Toen gaf Maarten de strijd op en kwamen de zeven provincien onder het gezag van Karel de V. Hij nam ook Maarten in dienst en die overleed in 1558. De opvolger van Maarten was Willem van Oranje.   
In 1566 en 1567 maakte de beeldenstorm het leven in het Kartuizer klooster onzeker en onveilig en vertrokken de kloosterlingen.
1568 – 1648 Willem van Oranje startte een oorlog tegen de zoon van Karel de V, Phillips de II (die in Spanje verbleef).
1572 Staatse troepen steken het klooster in brand.
In februari 1567 legerde de graaf van Megen zich met tien vaandels te Oisterwijk en Vught.
De vernietigingscampagne van de Staatsen was in 1583 aanmerkelijk barbaarser van opzet dan die van het jaar daarvoor en werd logistiek beter voorbereid. Nadat in mei zeven kornetten ruiterij en veertien vaandels infanterie onder Hohenlohe in de omgeving van โs-Hertogenbosch op veeroof waren geweest, besloten de Staten van Holland in juni de dorpen en oogsten van de Meierij af te branden. Rond 25 juli werd te Vught deels verbrand.
Er waren 362 haarden, 43 hoeven en huizen verbrand en bij andere gelegenheden nog 77; twee jaar later waren er nog maar 30 inwoners, die 15 of 16 hoeven bewoonden, plus enkele arme knechten en spinsters.
Eind 1585 begin 1586 was Vught geheel verlaten door honger, uitputting of de pest.
In 1585 was de Staatse graaf van Hohenlohe op weg naar Antwerpen maar boog opeens af naar Vught. Op een donkere avond in januari kwam hij daar aan met 4000 voetknechten en enkele ruiters. Toen de bewakers de (Vughter)poort ‘s-ochtends openden, werden ze overvallen. De man die het valhek bediende werd voor dood achtergelaten maar hij wist toch nog het hek neer te laten. Toen zaten de Staatsen gevangen en werden gedood of ze sprongen in de stadsgracht. 3000 doden. 
In 1594 probeerde Maurits het nog een keer maar een steen viel in het water en verried hun aanwezigheid. De stad opende het vuur en ze kozen het hazenpad.  
In 1587 was een van de pastoors van Vught was gevangen genomen door garnizoenssoldaten van Heusden en er werd 600 gulden betaald om hem weer vrij te krijgen.
Op een lijst van de Staatsen uit 1592 staat dat Vught 117 gulden betaalt om brandstichting en plundering te voorkomen.
Eind 1593 besloot het Geefhuis tot een grootschalige herstelactie van de beschadigde hoeven in de Meierij en ook in de Sint-Lambertusparochie te Vught.
In 1600 vond de slag van Lekkerbeetje plaats op de Vughtse heide. Zie 010. Slag van Lekkerbeetje
‘s-Hertogenbosch was loyaal aan de Spaanse koning en dat werd van de dorpen eromheen ook verwacht. Maar die lagen open voor de Staatse troepen. Oorlog voeren kost geld en de dorpen uit de Meierij betaalden aan beide partijen. Daarnaast werden ze voortdurend bestolen en afgeperst door beide partijen.
In 1601 trokken 8000 manschappen op naar ‘s-Hertogenbosch aangevoerd door Maurits. Boeren families vluchtten naar de stad waar de mannen met goed slachtvee naar binnen mochten en de vrouwen met mager vee werden teruggestuurd. In november, in de kou, sloeg Maurits zijn kampement op in Vught. Maar de regen en de kou (soldaten vroren dood) zorgden ervoor dat het leger weer vertrok. Alles wat niet mee kon, schoppen, kruiwagens en 50.000 piketpalen werden in de brand gestoken. De Lambertuskerk diende als opslag en door de brand liep de kerk behoorlijke schade op. Een deel van het dorpsarchief ging verloren. Verschillende huizen waren verbrand door onachtzaam gestookte vuren.
In 1603 legde Maurits versterkingen aan b.v. bij het Kartuizer klooster. In die buurt werden boerderijen gesloopt om vrij schootsveld te krijgen. Landerijen werden onder water gezet, bruggen afgebroken, oogsten vernield en boeren verdreven. Dit keer duurde het beleg van 15 augustus tot 5 november. Eigenlijk was het de bedoeling om Spaanse troepen weg te lokken uit Oostende, het laatste Staatse bolwerk. In november vertrok Maurits weer en vernielde daarbij alle Dommelbruggen. Vught was grotendeels verwoest.
Vught had veel schade opgelopen tijdens de belegeringen van โs-Hertogenbosch in 1601, 1603 en 1629. De hoeve in de Braak onder Vught, die al bij de aanslag op de stad in 1585 was verwoest, werd tijdens de twee eerste belegeringen verbrand door de Staatsen. Tijdens het beleg van 1629 werd de hoeve afgebroken en werden de bouwmaterialen naar het leger van Frederik Hendrik gebracht; men kon in 1630 nauwelijks meer de plaats terugvinden waar hij had gestaan en bovendien waren de wallen rond de akkers geslecht. Er bleef weinig over van Vught, waar 150 boerderijen, voornamelijk pachthoeven, โgrondelinge zyn gedemolieert, vernyelt, verdragen ende andersints byde voorschreven soldaten affgebroken ende tot henne barracquen, woningen ende brant gebruyctโ ; landerijen en houtwassen waren bedorven, overstroomd en afgegraven, dammen doorgestoken en elders de afwatering belemmerd; in Cromvoirt stond na het beleg nog maar een huis overeind.
Van het beleg in 1603 bestaat de onderstaande kaart uit Delle guerre de Fiandra.

De grote concentraties soldaten en hun slechte hygiรซnische omstandigheden brachten de pest. In het goeddeels verwoeste Vught waren er bijna geen inwoners meer om de pestdoden te begraven, zodat de lijken soms dagenlang op straat lagen. (het is me onduidelijk of 1603 of 1629 wordt bedoeld). De bron is SAA, ONA 2256, dl. III, fol. 62verso, 31 december 1629.

Vught op de kaart van Smalleveld over het beleg van ‘s-Hertogenbosch door Maurits in 1603.






