Bastion Vught is in 1619 gebouwd.
Bastion Vught lag samen met Bastion Deuteren in het zuidoosten van de stad bij de Vughterpoort. Achter het Bastion was nog de ommuring van de stad met de Vughter Poort. Het verdedigingswerk werd verdedigd door twee forten, Fort Isabella en Fort Anthonie.
Deze twee forten kwamen bij het Beleg van ‘s-Hertogenbosch in 1629 onder vuur te liggen door troepen van Frederik Hendrik van Oranje en uiteindelijk werden ze veroverd door de Staatse troepen. Vervolgens werd het Bastion onder vuur genomen. Het lukte om een bres te slaan in dit verdedigingswerk. Kort daarna capituleerde de stad.
Op de plek waar een bres is geslagen bij Bastion Vught, is op een verharde verhoging een bronzen plaquette geplaatst. De tekst hierop luidt :
Hier werd de veste overmandโฆ
Hier brak met ’t Hertogdom de band,
Maar Brabant bleef sijn eyghen lant.
Voor de Vughterpoort hadden de Bosschenaren een ravelijn (nummer 90 op de onderstaande kaart) gebouwd toen Frederik Hendrik begon met de bouw van de circumvallatielinie. Dat zal begin mei geweest zijn. Daarbij was de normale weg van ongeveer 10 meter breed op verschillende plaatsen doorsneden met grachten. Je kon nu alleen nog maar via bruggen van eilandje naar eilandje. In geval de Staatsen in aantocht waren konden de bruggen verwijderd worden. De Staatsen moesten dan takkenbossen in de gracht gooien om aarde in de gracht te kunnen brengen voor een oversteek. Om elk eilandje moest gevochten worden.
Het hele verhaal staat hier onder.

Op 23 juni schoten kanonnen de hele dag op de stad en vooral bij de Vughterdijk was veel schade te zien.
Op 4 augustus, tijdens een druk bezochte processie, zetten de Geuzen een grote aanval in. Dit leidde tot paniek. Ze hadden een mijn geplaatst maar de Bosschenaren deden dat ook. Bij het tot explosie brengen van de Bossche mijn, ging ook die van de Geuzen af wat 16-17 doden opleverde. Toen vielen ze roekeloos aan hetgeen 70 slachtoffers opleverde. Het gat dat door de ontploffing werd geslagen werd haastig door de Bosschenaren gedicht met behulp van de dode Geuzen, rijshout en aarde.
Op 5 augustus werd er zo hevig geschoten dat de mensen die er woonden richting het centrum van de stad trokken.
Op 7 augustus moesten de Bossche soldaten het tweede voorwerk buiten de Vughterpoort opgeven. Langzaam begon het kruit op te raken. De Bosschenaren hadden nog voor 15 dagen kruit. De oude vestingmuur op de Kuipertjeswal zou nog als laatste verdediging kunnen dienen maar dan zouden alle bewoners aan de Vughterdijk hun woningen kwijt zijn en men betwijfelde of de oude wal dan nog wel de Geuzen kon tegenhouden.
Op 9 augustus werd aan alle Bossche burgers gevraagd mee te gaan vechten. De Geuzen hadden de stadsracht bereikt. De Bosschenaren hadden nog รฉรฉn voorwerk in handen en de stadsbrug was al vernield. Met kanonnen konden ze het de Geuzen moeilijk maken en ‘s-nachts met uitvallen.
Toen de Staatsen de de stadsgracht bereikten bleek die 200 voet breed te zijn (68 meter) en ten minste 8 tot 10 voet diep (2,5 tot 3 meter). Ze begonnen toen met een galerij over de gracht tot aan het bolwerk dat aan hun rechter hand. Die is 10 voet (3,3 meter) breed en 7 voet (2 meter) hoog aangelegd aan beide kanten met planken bekleed en ook boven om haar tegen de beschietingen te beveiligen en men heeft er twee voet aarde bovenop gebracht tegen het vuur. Omdat de linkerzijde van de galerij gezien wordt vanaf de halve maan en de belegerden er zware stukken geschut hadden staan moest de linkerkant bestendig worden gemaakt tegen kanonvuur.

Op 12 augustus 1629 zei Kapitein Biel 8000 man nodig te hebben voor de galerij richting het Vughterbolwerk om die in 14 dagen aan te leggen. Elke dag minder zou hem een beloning van 500 gulden op zijn salaris moeten betekenen. Het werk zou dan op 28 augustus compleet zijn. Dat viel tegen. De gracht was meer dan 60 meter en 5 meter diep. Toch was de gracht al flink geslonken door de afdammingen, de rosmolens en verdamping.
Op 15 augustus werden de eerste takkenbossen in de stadsgracht geworpen voor de bouw van een galerij maar de Bosschenaren probeerden het te verhinderen door fel kanonnenvuur. Daar staat tegenover dat de Geuzen de stad onder vuur namen en met name op de Vughterdijk. Daar werd die dag een kind gedood en drie andere Bosschenaren werden zwaar gewond.
Op 16 augustus begon men ook nog aan een tweede galerij. Deze nieuwe galerij was nog lang niet zo ver gevorderd omdat men door de halve maan erg aangevallen werd en de ondergrond zo moerassig was dat je door 18 voet aarde kon doordringen. Ze waren pas op een kleine 13 meter.
Die dag vuurden de Staatsen wel 300 kogels van ijzer of steen richting de Vughterdijk en ook 25 bommen. De Kruisbroeders trokken naar de Minderbroeders op de Markt.
De Bosschenaren verdedigden zich met musketten en kanonnen maar ze hadden niet veel munitie meer. Daarom gebruikten ze ook een grote dreghaak om takkenbossen van de Staatsen uit de gracht te krijgen.
De Bosschenaren bleven met grof geschut schieten en vernielden soms dat wat in twee tot drie dagen moeizaam was aangelegd. Toen de Staatsen bij de Vuchterpoort tot half over de gracht waren gekomen zonden ze mineurs maar toen de eerste werd doodgeschoten kon men geen andere meer krijgen noch door goede woorden noch door bedreigingen totdat de galerij helemaal was voltooid tegen het bolwerk aan.
Op 18 augustus was de galerij 11 meter gevorderd. Op 20 augustus bleek dat maar liefst 50 karren met bundels takkenbossen waren aangevoerd.
Op 21 augustus was de galerij gevorderd tot 21 meter en 29 augustus 40 meter (van de 65)
Op 30 augustus hadden de Bosschenaren hadden nog weinig munitie over en gingen ze daarom schieten met brandende pijlen in de hoop dat de galerij en het houtwerk daarin zou afbranden.
Ze waren bang dat het de Staatsen zou lukken een bom te plaatsen in de wal. Vandaar dat ze bij bastion Vught een extra vededigingslinie gingen bouwen. Wie meehielp kreeg gratis bier, brood en kaas.
Op 6 september waren ze 55 meter ver. De Bosschenaren ontdekten een mijngang en toen de mineurs van de Staatsen kwamen om een mijn te plaatsen werden ze gedood. Daarna werd de mijngang met zand gevuld en vernield.
Er waren nog maar 113 vaten kruit terwijl er soms op een dag 20 doorheen gingen.
Op 9 september 62 m. Ze hadden de overkant bereikt ondanks de kogels van de kanonnen en musketten of de brandende pijlen. Maar andersom schoten de Geuzen er ook op los om hun mineurs te beschermen.
De Bosschenaren groeven zelfs gangen onder de wal door tot onder de mijngangen van de Staatsen. Dan worden er mijnen in to ontploffing gebracht zodat de Staatsen erboven geraakt worden.
Er bestond in de stad praktisch geen huis meer dat niet getroffen is door het oorlogsgeweld.
Op 10 september veroverden de Staatsen de halve maan voor de Vughterpoort door een mijn te gebruiken. Ze vielen aan maar werden weer verdreven maar toen lieten ze een tweede mijn exploderen waardoor de Bosschenaren de lucht in vlogen. Daarna namen ze de halve maan in. Toen maakten ze eerst een kleine mijn welke maar met anderhalf ton buskruit geladen werd.
Op 11 september twee uur voor het aanbreken van de dag, om vijf uur ‘s-ochtends werd de mijn tot ontploffing gebracht. Maar deze kleine mijn was goed ingesloten en nam niet alleen de muur weg maar ook een zodanig deel van het bolwerk dat de belegerden er zo van schrokken dat indien Kolonel Herbert, meer volk bij zich had gehad, hij zeker
tot op de bres gekomen zou zijn.
De Staatsen dachten zo door te kunnen lopen naar de markt maar de Bosschenaren hadden er een tweede muur achter gebouwd.

Toen ze dat zagen trokken ze zich weer terug. De Bosschenaren probeerden de bres te herstellen maar werden ernstig gehinderd door het vuur van de Staatsen. Vervolgens gingen Bosschenaren op de markt eisen dat ze zich over wilden geven en gingen op het Vughterbolwerk zwaaien met hun hoed om aan te geven dat ze wilden onderhandelen. Enige leden van het stadsbestuur gingen door de bres naar Frederik Hendrik die op een bankje zat in de galerij. Er werd afgesproken dat de volgende dag verder gesproken zou worden op Maurick.
Op 12 september om 10.00 uur kwam de Bossche delegatie daar aan. De voorwaarden werden van tafel geveegd en de Staatsen kwamen ‘s-avonds naar de stad met hun voorwaarden. Daar werd over gesproken en op 13 september ging er weer een delegatie naar Maurick.
Op 14 september werd het capitulatieverdrag getekend en mochten er geen katholieke diensten meer plaatsvinden in de kerken, moesten het leger en de mannelijke religieuzen de stad verlaten en de vrouwelijke begijnen en kloosterlingen mochten blijven. Alle vijandschap zou vergeten zijn en vergeven. Wie in de stad wilde blijven wonen zou om de godsdienst niet iets worden aangedaan.
Op 15 september werden altaren afgebroken, beelden en sieraden ingepakt en archieven in kisten gedaan. De kloosters werden gauw verkocht aan Bosschenaren.
Op maandag 17 september begon de uittocht richting Antwerpen via de St. Janspoort omdat het via de Vughterpoort niet ging.
Het kruit was op en van de 3392 verdedigers konden er nog maar 1365 vechten. Er waren 466 doden gevallen en 1570 soldaten waren ziek of gewond. 34 burgers lieten het leven (bij Frederik Hendrik waren misschien wel 5x zoveel soldaten gevallen ofwel 2300). In dagboek 1629 staat dat er 1700 doden waren gevallen en dat er 28.000 bommen en kogels op de stad waren gevallen voornamelijk op de Vughterdijk (geschoten vanuit de kanonnen voor de Vughterpoort, en op het Hinthamereinde, geschoten vanaf de Koedijk.
Op het plaatje zie je links een kanon schieten op de galerij. Vandaar dat de wal die de galerij aan de linker kant beschermde breder was dan aan de rechter kant. Het was heel gevaarlijk er te werken en je kreeg tien maal meer loon als je het durfde. Toen men halverwege was vroeg men mineurs om naar de overkant te zwemmen met een mijn maar zelfs onder grote druk durfde niet een dat te doen.

Leo SLuijmer heeft in opdracht van Stichting Vestingwerken ‘s-Hertogenbosch en in samenwerking met De Groene Vesting een plan ontwikkeld voor de galerij die in 1629 is gebruikt voor de inname van de stad bij Bastion Vught. Zijn ingenieuze ontwerp verbeeldt op een bijzonder fraaie en abstracte wijze hoe die galerij er uit zag en hoe uiteindelijk ‘s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik kon worden ingenomen. Het ontwerp bestaat uit cortenstalen kaders, die de contouren van de galerij verbeelden, met aan weerszijden van het water van de Dommel vlonders die de schier onbereikbaarheid van de vestingstad benadrukken. De vlonders kunnen meebewegen met de waterstanden van de rivier.

Leo Sluijmer woont en werkt in Den Dungen. Zie voor informatie over zijn werk als architect: