Op 4 februari 1600 heeft op de Vughtse heide het laatste riddergevecht plaatsgevonden genaamd de Slag van Lekkerbeetje.
1600 februari Briauté, een frans edelman uit Normandie die in de oorlog in Frankrijk een grote reputatie had verkregen en een zeer vrome en jonge heldhaftige edelman en soldaat in dienst van de Staten Generaal en ritmeester van een compagnie cavallerie.
Eind november 1599 is zijn luijtenant met 20 meest Franse ruiters op weg gegaan en werden door de ruiterij van van Grobbendonck bij Diest overvallen en binnen Den Bosch gevangen gehouden. De luijtenant heeft aan Briaté zijn ritmeester geschreven of hij zijn rantsoen wilde sturen. De ritmeester nam hem zeer kwalijk dat hij gevangen genomen was. Toen zijn ranstoen met een trompetter werd overgebracht schrijf hij mede “het verwondert me zeer dat u met twintig meesters hebt laten overvallen door 40 jongelingen”. De brief kwam in handen van Gerit Abrams alias Leckerbeetje luijtenant van van Grobbendonck en die schreef terug dat hij daarover niet verwonderd hoefde te zijn omdat zijn jongelingen goede soldaten waren en ook in gelijk aantal zouden hebben gewonnen. En als de Briauté zou willen zou hij dat willen uittesten hij maar tijd en plaats hoefde te noemen.

Op 4 februari één uur na de middag telden de trompetters het aantal soldaten dat ging vechten om e.e.a. zo eerlijk mogelijk te laten verlopen. De Briauté had op zijn helm een mooie lange witte pluim en men wees aan wie Lekkerbeetje was. Toen blies men op de trompetten en ontbrandde het gevecht zich in volle hevigheid. De Briauté zocht meteen Leckerbeetje op en zette hem een pistool op zijn visier en schoot hem mors dood. Ook sneuvelden Leckerbeetjes broer Anthonie Abrams korporaal van de compagnie en zijn zwager. Aan de Briauté’s zijde sneuvelden zijn kwartiermeester Plisson en nog een Fransman Beau Hubert. De Briauté had hierdoor groot voordeel zeker als de commandeurs van zijn vijanden gebleven waren, maar hij was zo haastig en furieus dat hij zijn manschappen nooit samen voegde en wederom ten aanval ging. Hierbij werd zijn paard neergeschoten en verloor hij ook drie manschappen (Casau, Morcau en Le Coing). Hij liet Sigure zijn paard afstaan en ging toen voor de derde keer in de aanval. Hierop werd Briautés paard wederom aangeschoten en verloor hij ook nog eens La Rilliere. In de aanval waren ook nog eens drie van zijn manschappen zonder paard komen te zitten (La Rose, De Noyer en Brencant) zodat ze verder te voet moesten vechten. De vijand was hun nu te overmachtig waardoor de moet enkelen in de schoenen zakten. La Piere en Du Lijon vluchtten in volle galop en ook Uijt den Engh maar die was gewond. Ook Sint Amont waarbij beide armen aan stukken waren geschoten, vluchtte. Ene La Tarte reed ook weg omdat zijn paard erg geschokken was. Aldus werd de Briauté verlaten en vocht zeer heldhaftig te voet verder maar gaf zich tenslotte over met de toezegging ‘van goet quartier’ Ook La Rose de Noyer en Bremont en zijn neef Tibauw die lang had gevochten en die nog op een paard zat. De Briaute moestop het paard van zijn trompetter gaan zitten en werd naar Den Bosch gebracht. Inmiddels had van Grobbendonck gehoord wat er gebeurd was en dat zijn luijtenant was gedood. Daarop gaf hij bevel de Briauté met zijn gezellen dood te slaan hetgeen schandelijk en tegen zijn geschreven belofte inging. Toen de Briauté in de galgstraat was gekomen liet men hem van zijn paard gaan en werd hij met zijn gezellen schandeling tegen wat men beloofd had in, in koele bloede vermoord. Hierbij geholpen door van Grobbendoncks dienaren en anderen. Het veld was vol huislieden en burgers zelfs van verre. Gevangen zijnde, heeft men mij met wreed bedrijf
Met koelen bloede ontzield, en mijn ontbloote lijf
Onmenschelijk getracteerd, zoodat niet eenig deel
Van boven tot beneën, en bleef in zijn geheel
Totdat ik was geschend met wonden drie maal tien
Nooit was zo’n fellen dood, in enig krijg gezien.
26 paarden waren gesneuveld.
Op 8 februari werd Gerit Abrams van Houwelinge alias Leckerbeetje, luijtenant van de heer Antonij Schets heer van Grobbendonck samen met Antonij zijn broeder, korporaal van dezelfde compagnie en nog drie andere ruiters begraven in het hoogkoor van het predicaren klooster met een grote ‘statie’.
op het graf stond:
De eeuwigheid toegeeigend Gerardus Abrams van Den Bos luijtenant van de bende van Antonis, baron van Grobbendonck, beroepen van zijn vijand de heer van Briauté, kapitein van een bende Franse ruiters die van adel was en vroom in zijn jeugd met twintig van zijn soldaten tegen even zovele fransen navolgend het oude vorbeeld van Horatii 17 van de vijanden met een wonderbaarlijke vroomheid en geluk verslagen hebbend, is in het zicht van zijn vanderland en dor de glorie van het zelf dapper vechtend met zijn broer Antonis en drie andere soldaten verslagen welek hier van de kapitein vanhun troepen heerlijk begraven “verwacht’met de dood die hij niet glorieuser zou kunnen verkrijgen een glorieuze verrijsenis”
Men zei dat bij de langzame en uit lust op wraak langdurige steken walgelijk en gruwelijk om aan te zien heeft gebeden “waarom heb ik dit verdiend ?
Het is altijd menselijk recht, altijd goddelijk recht geweest dat de vijand aan een vijand schade toebrengt. Waarom moet ik op zo’n schandalige wijze ten onder gaan. Laat men mij een wapen geven en dan maak ik er zelf een einde aan.
Door toedoen van zijn verwanten en vrienden werd zijn lijk naar Dordrecht gebracht zodat een schilder kon vastleggen hoe men hem had toegetakeld. Daarna werd het naar Frankrijk gebracht.
De afschuwelijke aanblik van het bloed en de wonden leidden tot grote opschudding bij het uitzinnige volk.
Omdat zo’n moedig man door onrecht was vermoord wilde edelman Haucincourt duelleren met van Gronbbendonck. Evenals een aantal anderen.
De zoon van de Breauté wilde zijn vader ook wreken en werd door de luitenant van de jonge Grobbendock afgemaakt. Alles wat Frans was was daardoor verontwaardigd en verbitterd. (Daniel Heinsius)
Daarom vochten de jonge Fransen fanatieker dan anders en werd hun gevraagd fort Isabella aan te vallen in 1629.